Hieronder vindt u een overzicht van de indicatoren neonatale (na de geboorte ) gehoorscreening en de bijbehorende waarden. De indicatoren worden ook gebruikt bij de jaarlijkse landelijke monitoring en evaluatie.
Indicatoren en kwaliteitsnormen
In opdracht van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) heeft TNO in samenwerking met alle betrokken partijen in 2008 een indicatorenset ontwikkeld die in 2009, 2014 en in 2023 werd gereviseerd. Leidend hierbij waren kernindicatoren die voor alle bevolkingsonderzoeken waren vastgesteld. Daarnaast werd een aantal programmaspecifieke indicatoren gehandhaafd. In plaats van normen aan alle indicatoren te koppelen werd een onderscheid gemaakt tussen normen, streefwaarden en signaalwaarden. Aan sommige indicatoren werd geen waarde gekoppeld omdat ze bedoeld zijn om vergelijking in de tijd mogelijk te maken. Een overzicht van deze indicatoren en de daaraan gekoppelde waarden is samen met de definities van de verschillende gehanteerde begrippen hieronder opgenomen. Alle hiervoor benodigde gegevens evenals de voor de uitvoering van het programma benodigde gegevens zijn opgenomen in de minimale gegevensset. Deze set vormt onder andere de basis voor gegevens die geregistreerd dienen te worden in het neonatale (na de geboorte ) gehoorscreeningsinformatiesysteem (NIS (Neonatale Gehoorscreeningsinformatiesysteem )).
Definities normen, streefwaarden en signaalwaarden
Norm
Doel: bewaken van de publieke waarden van de uitvoering.
Definitie: is een minimale uitkomst van een indicator die door een monitor aangetoond haalbaar is, en door literatuur (artikel en/ of rapport) onderbouwd wordt.
Aandachtspunten:
- Normen worden veelal gekoppeld aan indicatoren voor kritische processen binnen het programma; de uitvoering van het programma loopt risico als de norm niet wordt gehaald.
- Niet voldoen aan de norm heeft consequenties voor de uitvoerder (‘comply or explain’). Acties als evaluatie-onderzoek en een stappenplan ter verbetering zijn mogelijke interventies.
- Alleen afwijkingen van de norm die duiden op een verwijtbare fout en/ of waar verwijtbare gezondheidsschade is opgetreden, wordt gemeld bij de IGZ; de IGZ is ook alleen in afwijkingen van normen geïnteresseerd (niet in streef- en signaalwaarden).
- • Bij vernieuwing in programma of nieuwe programma’s bij voorkeur pas normen ontwikkelen als een programma stabiel is, na een aantal jaren.
Streefwaarde
Doel: verbeteren van de publieke waarden van de uitvoering.
Definitie: is een haalbare waarde van een indicator die binnen een afgesproken termijn gewenst is en richting geeft aan uitkomst van een indicator.
Aandachtspunten:
- Het stellen van streefwaarden betreft een inspanning op de uitvoering.
- Aan streefwaarde worden concrete activiteiten gekoppeld om de waarde te bereiken binnen een afgesproken termijn. Prioritering van activiteiten is nodig in tijd en uitvoering en is afhankelijk van de kosten/middelen in verhouding tot baten. Daarom moet een streefwaarde ook realistisch zijn.
- Streefwaarden kunnen pas ontwikkeld worden als we weten wat realistisch of haalbaar is (via monitor of eerdere pilots).
Signaalwaarde
Doel: vroegtijdige signalering van een mogelijke afwijking en/of risico om tijdig en proactief bij te kunnen sturen.
Definitie: is een waarde van een indicator die een signaal (belletje) afgeeft waarbij mogelijk de norm overschreden wordt bij kritische processen in de uitvoering.
Aandachtspunten:
- Signaalwaarden kunnen worden ingezet bij grote verandertrajecten.
- Signaalwaarden kunnen tijdelijk zijn.
Vergelijking in de tijd
Niet elke indicator heeft een norm, streef- of signaalwaarde nodig. De uitkomsten van de indicatoren kunnen ook vergeleken worden in de tijd voor trendanalyse of onderling (benchmark).
Indicator | Teller/noemer | Streefwaarde, signaalwaarde, norm, vergelijking in de tijd. | Waarde |
---|---|---|---|
1) Doelgroep |
Teller: Het aantal levendgeborenen* dat in het verslagjaar in aanmerking komt voor het bevolkingsonderzoek. Noemer: 1 *Gecorrigeerd aantal levendgeborenen: Deze indicator beschrijft het aantal levendgeborenen minus het aantal kinderen dat is opgenomen op een NICU (neonatale intensive care unit ) en het aantal kinderen dat overleden is voor het moment dat screening (onderzoek ) en diagnostiek zijn voltooid. De kinderen waarvoor de doelgroep gecorrigeerd wordt tellen in de overige indicatoren ook niet mee. |
||
2) Deelnamegraad 1e ronde |
Teller: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat in het verslagjaar in aanmerking komt voor het bevolkingsonderzoek. Opmerking: Over kinderen met een AABR bij de eerste of tweede screeningsronde wordt apart gerapporteerd (indicator 5). |
Signaalwaarde | ≥ 98% |
3) Deelnamegraad 2e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers aan de 2e ronde van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal deelnemers met onvoldoende resultaat bij de 1e ronde die niet verwezen zijn naar een AC (abdominal circumference ). Opmerking: Over kinderen met een AABR bij de eerste of tweede screeningsronde wordt apart gerapporteerd (indicator 5). |
Signaalwaarde | ≥ 98% |
4) Deelnamegraad 3e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers aan de 2e ronde van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal deelnemers met onvoldoende resultaat bij de 2e ronde die niet verwezen zijn naar een AC. |
Signaalwaarde | ≥ 98% |
5) AABR gescreende kinderen |
Teller: Het aantal deelnemers dat uitsluitend met de AABR is gescreend. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. |
Vergelijking in de tijd | |
6) Onvoldoende resultaat bij 1e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers dat bij de 1e ronde een onvoldoende resultaat had aan één of beide oren. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. Opmerking: Over kinderen met een AABR bij de eerste of tweede screeningsronde wordt apart gerapporteerd (indicator 5). |
Norm | ≤ 7% |
7) Onvoldoende resultaat bij 2e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers dat bij de 2e ronde een onvoldoende resultaat had aan één of beide oren. Noemer: Het aantal deelnemers aan de 2e ronde van de gehoorscreening. Opmerking: Over kinderen met een AABR bij de eerste of tweede screeningsronde wordt apart gerapporteerd (indicator 5). |
Norm | ≤ 40% |
8) Onvoldoende resultaat bij 3e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers dat bij de 3e ronde een onvoldoende resultaat had aan één of beide oren. Noemer: Het aantal deelnemers aan de 3e ronde van de gehoorscreening. |
Vergelijking in de tijd | |
9) Specificiteit |
Teller: Het aantal deelnemers zonder permanent gehoorverlies en zonder verwijsadvies naar aanleiding van de uitslag van het screeningsonderzoek (aantal terecht negatieve uitslagen). Noemer: Het aantal deelnemers zonder permanent gehoorverlies (aantal terecht negatieve uitslagen + aantal fout-positieve uitslagen). |
Signaalwaarde | ≥ 99,8% |
10) Positief voorspellende waarde |
Teller: Het aantal deelnemers dat is verwezen naar een AC en waarbij een permanent gehoorverlies van minimaal 40 dB is gevonden (aantal terecht positieve uitslagen). Noemer: Het aantal deelnemers met een verwijsadvies naar aanleiding van de uitslag van het screeningsonderzoek. |
Vergelijking in de tijd | |
11) Number needed to screen |
Teller: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal deelnemers dat is verwezen en waarbij een permanent gehoorverlies van minimaal 40 dB is gevonden. |
||
12) Number needed to refer |
Teller: Het aantal deelnemers met een verwijsadvies naar aanleiding van de uitslag van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal deelnemers dat is verwezen en waarbij een permanent gehoorverlies van minimaal 40 dB is gevonden. |
||
13) Verwijscijfer naar AC |
Teller: Het aantal deelnemers met een verwijsadvies naar aanleiding van de uitslag van de gehoorscreening. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. Opmerking: Verwijscijfer na 3 ronden wordt als volgt berekend: Geen voldoende bij 1e screening * geen voldoende bij 2e screening * geen voldoende bij 3e screening. |
Norm | ≤ 0,5% |
14) Verwijsadvies opgevolgd |
Teller: Het aantal deelnemers dat is verwezen en dat een consult heeft gehad op het AC. Noemer: Het aantal deelnemers met een verwijsadvies naar aanleiding van de uitslag van het screeningsonderzoek. |
Signaalwaarde | 100% |
15) Afronding diagnose gehoorverlies |
Teller: Het aantal verwezen deelnemers met een diagnose wel of geen permanent gehoorverlies van minimaal 40 dB op het AC. Noemer: Het aantal deelnemers dat is verwezen en dat een consult heeft gehad op het AC. |
Signaalwaarde | 100% |
16) Detectiecijfer |
Teller: Het aantal deelnemers dat is verwezen en waarbij een permant gehoorverlies van minimaal 40 dB is gevonden. |
Vergelijking in de tijd | |
17) Fout-positieve uitslagen |
Teller: Het aantal deelnemers dat is verwezen en waarbij geen permant gehoorverlies van minimaal 40 dB is gevonden. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. |
Signaalwaarde | nog geen waarde |
18) Tijdigheid 1e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers bij wie binnen 28 dagen na de geboorte (of à terme datum bij zwangerschapsduur korter dan 37 weken) de gehoorscreening is uitgevoerd. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat deelneemt aan de 1e ronde van de gehoorscreening. |
Signaalwaarde | ≥ 97% |
19) Tijdigheid 2e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers bij wie binnen 35 dagen na de geboorte (of à terme datum bij zwangerschapsduur korter dan 37 weken) de 2e ronde van de gehoorscreening is uitgevoerd. Noemer: Het aantal deelnemers aan de 2e ronde van de gehoorscreening. |
Signaalwaarde | ≥ 95% |
20) Tijdigheid 3e ronde |
Teller: Het aantal deelnemers bij wie binnen 42 dagen na de geboorte (of à terme datum bij zwangerschapsduur korter dan 37 weken) de 3e ronde van de gehoorscreening is uitgevoerd. Noemer: Het aantal deelnemers aan de 3e ronde van de gehoorscreening. |
Streefwaarde | ≥ 95% |
21) Tijdigheid eerste bezoek AC |
Teller: Het aantal verwezen deelnemers dat binnen 24 dagen na de laatste screeningsronde een bezoek heeft gebracht aan het AC. Noemer: Het aantal deelnemers dat is verwezen en dat een consult heeft gehad op het AC. |
Norm | ≥ 95% |
22) Tijdigheid diagnose gehoorverlies |
Teller: Het aantal verwezen deelnemers waarbij binnen 92 dagen na de geboorte (of à terme datum bij zwangerschapsduur korter dan 37 weken) een diagnose wel/geen permanent gehoorverlies van minimaal 40 dB is gesteld. Noemer: Het aantal verwezen deelnemers met een bepaalde diagnose op het AC. |
Streefwaarde | ≥ 95% |
23) Combinatie gehoor- en hielprikscreening |
Teller: Het aantal levendgeborenen die de eerste screening gecombineerd aangeboden krijgen met de hielprikscreening. Noemer: Het aantal levendgeborenen dat in het verslagjaar in aanmerking komt voor het bevolkingsonderzoek. |
Vergelijking in de tijd |