Hoe gehoorverlies wordt behandeld, hangt vooral af van de vraag of een kind aan één of twee oren slechthorend is.
Gehoorverlies aan één oor
Als een kind een permanent gehoorverlies heeft aan de gehoorgang van één oor (een atresie), dan loopt de taal- en spraakontwikkeling in principe geen gevaar. Het is wel nodig dat er in de begeleiding rekening mee wordt gehouden. In een rumoerige omgeving zal een kind bijvoorbeeld moeite hebben met het verstaan van anderen (zie ook 'Wat wordt wel en niet opgespoord'). Het Audiologisch Centrum zal aanbieden de ontwikkeling van taal en spraak bij het kind te volgen en, als nodig, toch hoorrevalidatie in te zetten. In enkele gevallen ontwikkelt zich bij deze kinderen een dubbelzijdig gehoorverlies.
Gehoorverlies aan beide oren
In de jaren negentig werd aangetoond dat het starten met een interventie bij slechthorende kinderen voor de leeftijd van zes maanden een gunstig effect heeft op de taal- en spraakontwikkeling.
Wanneer sprake is van een dubbelzijdig gehoorverlies dan zijn de volgende behandelingsopties mogelijk:
- hoortoestel(len) dat het geluid versterkt;
- Als het kind onvoldoende gehoorresten heeft voor versterking, kunnen cochleaire implantaten een optie zijn;
- gebarentaal;
- gezinsbegeleiding.
Wanneer een zuigeling een permanent gehoorverlies van 40 dB of meer aan het beste oor blijkt te hebben, dan moet om verschillende redenen snel worden begonnen met geluidversterking. De vorming van de cerebrale neurale verbindingen die spraak verstaan mogelijk maken, wordt gestimuleerd door de signalen afkomstig uit het binnenoor. De vorming van deze verbindingen vindt in de eerste levensjaren het meest effectief plaats. Vroege revalidatie heeft een gunstig effect op de expressieve taalontwikkeling en de algemene ontwikkeling. Bovendien heeft geluidwaarneming een gunstig effect op de kwaliteit van leven. De verbondenheid van het kind met zijn ouders en de omgeving ontstaat in de periode na de geboorte door interacties waarbij geluiden een belangrijke rol spelen.
Vroege revalidatie bestaat niet alleen uit het aanpassen van hoortoestellen. Op de dag dat hun kind slechthorend blijkt te zijn, verandert het leven van de ouders dramatisch. Heftige emoties als ongeloof, angst, ontkenning en wanhoop kunnen de oorspronkelijke hoop, verwachtingen en geluksgevoelens betreffende hun kind enige tijd overschaduwen. Pas in de loop van maanden tot jaren worden meer details van het gehoorverlies, de effectiviteit van de interventie en de kwaliteit van de communicatieve ontwikkeling duidelijk.
Ouders en kind moeten wennen aan het gebruik van hoorapparaten. De ouders hebben vaak grote behoeft aan ondersteuning, begeleiding en informatie. De audioloog zorgt, eventueel samen met een maatschappelijk werker van het Audiologisch Centrum, voor de eerste opvang en brengt de ouders in contact met een gezinsbegeleidingsdienst. Deze zorgt voor begeleiding en ondersteuning van ouders en kind. De gezinsbegeleider kan het proces van aanpassing van, en gewenning aan een hoortoestel ondersteunen en het tempo daarvan aanpassen aan de draagkracht van de ouders. Mede aan de hand van de thuisobservaties kan de audioloog de hoortoestelinstellingen optimaliseren. Zo werken audioloog en gezinsbegeleidingsdienst samen bij de initiële revalidatie.