Bij zwangere vrouwen wordt de Rhesus D-bloedgroep bepaald. Vrouwen met bloedgroep Rhesus D-negatief krijgen tijdens de zwangerschap extra aandacht.

In Nederland is ongeveer 15% van de inwoners RhD-negatief (zij zijn zelden tegelijkertijd ook Rhc-negatief). Dit komt neer op zo’n 27.000 zwangeren per jaar. Vrouwen met bloedgroep RhD-negatief die zwanger zijn van een RhD-positief kind lopen het risico RhD- IEA irregulaire erytrocyten antistoffen (irregulaire erytrocyten antistoffen) te maken.

De tijdige toediening van anti-RhD-immunoglobuline (anti-RhD- Ig Immunoglobuline (Immunoglobuline)) voorkomt in de meeste gevallen dat een RhD-negatieve zwangere RhD- IEA irregulaire erytrocyten antistoffen (irregulaire erytrocyten antistoffen) vormt. Toediening van anti-RhD-Ig is alleen noodzakelijk indien de RhD-negatieve vrouw zwanger is van een RhD-positief kind. Alleen deze zwangeren lopen de kans om tijdens deze zwangerschap RhD-antistoffen te maken. Van alle RhD-negatieve zwangeren is ongeveer 60% zwanger van een RhD-positief kind.

Tot 1 juli 2011 kregen alle RhD-negatieve zwangeren antenataal in week 30 van de zwagerschap anti-RhD-Ig toegediend. Na de bevalling werd in navelstrengbloed vastgesteld of het kind RhD-positief was en postnatale toediening (binnen 48 uur na de bevalling) was geïndiceerd. Met ingang van 1 juli 2011 is de procedure gewijzigd.

Met ingang van 1 juli 2011 is de foetale RhD-typering geïntroduceerd. Erfelijk materiaal ( DNA deoxyribonucleic acid (deoxyribonucleic acid)) van het ongeboren kind is aantoonbaar in het bloed van de moeder. Met behulp van dit DNA wordt door middel van een foetale RhD-typering de RhD-bloedgroep van het kind bepaald in week 27 van de zwangerschap.
In hetzelfde bloedmonster wordt nogmaals het RhD-antigeen van de zwangere bepaald en wordt de eventuele aanwezigheid van IEA irregulaire erytrocyten antistoffen (irregulaire erytrocyten antistoffen) onderzocht. Het onderzoek beperkt zich tot RhD-negatieve zwangeren.

Indien in week 29 van de zwangerschap geen uitslag van de foetale RhD-typering bekend is, krijgt een RhD-negatieve moeder in week 30 van de zwangerschap anti-RhD- Ig Immunoglobuline (Immunoglobuline) toegediend. Indien duidelijk is dat er ook geen uitslag komt, moet, voorafgaand aan de toediening van anti-RhD-Ig, alsnog bloed worden afgenomen voor de bepaling van de foetale RhD-bloedgroep en opgestuurd naar Sanquin.

Alleen RhD-negatieve vrouwen die zwanger zijn van een RhD-positief kind krijgen antenataal in week 30 en postpartum (binnen 48 uur) anti-RhD- Ig Immunoglobuline (Immunoglobuline) toegediend. De routinematige bepaling van de RhD-bloedgroep van het kind in het navelstrengbloed is per 1 januari 2013 vervallen. De postpartum toediening geschiedt op geleide van de uitslag van de foetale RhD-typering. In uitzonderingssituaties blijft de navelstrengbloedbepaling door lokale laboratoria bestaan.

 

Handhaving navelstrengbloedbepaling door lokaal laboratorium in de volgende situaties

RhD-bloedgroep kind niet bekend

Als bij de bevalling de RhD-bloedgroep van het kind van een RhD-negatieve moeder niet bekend is, bepaalt het lokale laboratorium met spoed de bloedgroep in navelstrengbloed. Indien het kind RhD-positief is, krijgt de moeder anti-RhD-Ig toegediend.

Meerlingen met een positieve foetale RhD-typering

Uit de foetale RhD-typering is niet op te maken hoeveel van de kinderen RhD-positief zijn. Bij de geboorte van een meerling bepaalt het lokale laboratorium daarom altijd direct de RhD-bloedgroep van de kinderen in navelstrengbloed. Indien twee kinderen RhD-positief zijn, krijgt de moeder twee doses anti-RhD-Ig toegediend. Het beleid bij de geboorte van drie of meer RhD-positieve kinderen hangt af van de uitslag op de Kleihauer test.
Voor indicaties en doseringen zie ook de “Richtlijn Erytrocytenimmunisatie en zwangerschap”.
Terzijde: tijdens de evaluatieperiode tussen 1 juli 2011 en 1 januari 2013 werd ook het navelstrengbloed van meerlingen met een negatieve foetale RhD-typering onderzocht op de RhD bloedgroep. Dit is per 1 januari 2013 vervallen.

In uitzonderingssituatie op geleide van Sanquin

In uitzonderingssituaties, zoals bij zeldzaam voorkomende genetische variatie  is het moeilijk om antenataal de Rhesus (D)-bloedgroep van het kind vast te stellen. In deze gevallen zal Sanquin Diagnostiek schriftelijk aangeven dat het lokale laboratorium direct na de geboorte de Rhesus (D)-bloedgroep van het kind in navelstrengbloed moet bepalen.

In verband met de vergoeding én om nauwkeurig te kunnen monitoren dat anti-RhD-Ig (anti-D) wordt toegediend, is het volgende belangrijk:

  • Het laboratorium stuurt de uitslag van de navelstrengbloedbepaling binnen een week naar  RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)- DVP Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s). Vermeld naast de standaardgegevens: datum bloedafname en geboortedatum kind.
  • De verloskundig zorgverlener meldt toediening (of weigering) van anti-RhD-Ig (anti-D) binnen een week aan RIVM-DVP met behulp van volledig ingevulde anti-RhD-Ig-kaart.

RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)- DVP Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s)

Sanquin Diagnostiek

Zie ook:

Publieksinformatie over bloedgroep Rhesus D-negatief

Meer informatie over erytrocytenimmunisatie tijdens de zwangerschap en de behandeling van HZFP vindt u op de pagina Bijscholing.